In april en mei 2020 gaven drie op de honderd mensen aan schulden te moeten maken en negen op de honderd meldden dat het huishouden spaartegoeden moest aanspreken. Dat is vergelijkbaar met 2019, al deden toen zelfs iets meer mensen een beroep op hun spaargeld.

58% houdt geld over

Gemiddeld over de eerste vijf maanden van 2020 gaf ruim 58% van de mensen aan dat het huishouden waartoe ze behoren geld overhoudt. Verder meldde 24% precies rond te komen. De inschatting van de financiële situatie was in april en mei niet ongunstiger dan in de eraan voorafgaande maanden van 2020 toen nog geen sprake was van een crisissituatie. Gemiddeld over de eerste vijf maanden van 2020 pakte de inschatting van de eigen financiële situatie iets gunstiger uit dan in dezelfde periode in 2019.

Laag inkomen zelfstandige vaak tijdelijk

Bijna 80% van de mensen die bij de 10% van de huishoudens met het hoogste inkomen behoren gaf in 2019 aan dat hun huishouden geld overhoudt. Ongeveer 11% in die inkomensgroep zei precies rond te kunnen komen, 4% moest hun spaartegoed aanspreken en bijna 1% procent gaf aan schulden te moeten maken. Van huishoudens in de twee laagste inkomensgroepen hield minder dan een kwart geld over. In de allerlaagste groep gaf 15% van de mensen aan dat het huishouden schulden moet maken, en nog eens eenzelfde percentage meldde dat er spaartegoeden moesten worden aangesproken. Het positievere oordeel in de laagste inkomensgroep houdt verband met het grotere aandeel zelfstandigen in deze groep. Bij hen is een laag inkomen relatief vaak van tijdelijke aard, veelal kunnen ze ook terug vallen op vermogensbuffers.

Weinig inkomen betekent niet niet kunnen rondkomen

In 2019 kon 12% van de huishoudens naar eigen zeggen moeilijk rondkomen van hun inkomen. Van de huishoudens in de hoogste inkomensgroep gaf 1% aan moeilijk rond te kunnen komen. Van de huishoudens uit de laagste inkomensgroep was dit een kwart. In de tweede inkomensgroep had bijna 40% van de huishoudens moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Weinig inkomen betekent niet automatisch dat een huishouden aan de onderkant van de inkomensladder ook moeilijk rond kan komen. In de laagste inkomensgroep zitten relatief veel zelfstandigen met eventuele vermogensbuffers. Zij geven in vergelijking met uitkeringsontvangers in de laagste inkomensgroep minder vaak aan moeilijk rond te kunnen komen.

Kopen gunstiger dan huren

Voor een tiende van de huishoudens vormden de maandelijkse woonlasten in 2019 naar eigen zeggen een zware financiële last. In de laagste inkomensgroep betekenden de maandelijkse woonlasten voor ruim 20% een zware financiële last, in de tweede inkomensgroep was dit voor 30% het geval. In de hoogste inkomensgroep speelde dit met minder dan 2% nauwelijks nog. Voor huishoudens met een eigen woning vormden de maandelijkse woonlasten minder vaak een zware last dan voor huishoudens met een huurwoning. Huiseigenaren hebben doorgaans niet alleen een hoger inkomen dan huurders, ze zijn gemiddeld ook een kleiner deel van hun inkomen kwijt aan woonlasten. In 2019 gaf 5% van de huishoudens met een eigen woning aan dat de woonlasten een zware financiële last vormden. Onder huishoudens in een huurwoning zonder huurtoeslag was dit aandeel twee keer zo groot (10%). Met 28% waren het vooral de huurtoeslagontvangers die aangaven dat ze de maandelijkse woonlasten moeilijk konden opbrengen.

Bron: AMWeb